Wanneer je een BV op wilt zetten is het raadzaam om er nog een BV bij op te zetten, een holding. Jij richt de Holding BV op en de Holding BV richt de werkmaatschappij BV op.
De werkmaatschappij BV stuur je periodiek een factuur vanuit je Holding. Die kosten drukken de winst in de werkmaatschappij, en in je holding ontstaat omzet. Je verplaatst hiermee dus eigenlijk je winst.
Daarnaast komt er een moment dat jij de aandelen van de werkmaatschappij zult verkopen, we leven tenslotte niet eeuwig. Door de holdingstructuur krijg je niet privé het geld in handen en wordt het dus ook niet gelijk belast door de belastingdienst. Het geld voor de verkochte aandelen gaat naar je Holding, want de Holding was eigenaar van de aandelen.
Onder de deelnemingsvrijstelling ontvangt de Holding BV de koopsom onbelast. Dat heeft als voordeel dat je heffing over uitkeringen naar privé uitstelt totdat je zelf besluit om een uitkering van dividend te doen. Doe je geen dividenduitkeringen aan privé dan beschikt je Holding dus geld om bijvoorbeeld opnieuw te investeren of uit te lenen aan je voor de koop van een woning (om maar een voorbeeld te noemen). Het mooie is dat je vermogen in box 3 door de verkoop niet toe neemt, wat weer vermogensrendementsheffing scheelt.
Toch zijn twee BV’s niet altijd nodig. Wanneer er geen winst achterblijft omdat de aandeelhouder het altijd opneemt als loon en/of dividend. Als de activiteiten in die B.V. ook geen aansprakelijkheidsrisico met zich meebrengen en het niet verkocht zal worden (bijvoorbeeld een freelancer/interimmer) dan kan één BV ook prima.
Elke situatie is weer verschillend, laat je adviseren door een boekhouder of notaris hierin.